mijn kijk op

Hoe bruikbaar is de CITO-toets als selectiecriterium?

Iedereen heeft weleens gehoord van de CITO-toets en de intelligentietoets. Aan het einde van de basisschooltijd wordt zo'n toets gemaakt en mede aan de hand daarvan wordt het niveau van het voortgezet onderwijs bepaald. Maar hoe betrouwbaar zijn die toetsen? Zijn er pedagogische kanttekeningen te maken bij het gebruik van de CITO-eindtoets en intelligentietesten als selectiecriteria voor het voortgezet onderwijs? Dat is de vraag die in dit artikel centraal staat.

Inleiding

Begin 2009 verscheen een artikel in de krant dat verschillende scholen in Nederland naast de gebruikelijke CITO-toets ook een intelligentietoets gebruiken als aanvullende informatie bij het bepalen van het niveau van het voortgezet onderwijs. Zo’n intelligentietest meet de algemene verbale en ruimtelijke intelligentie. Hierdoor kan de intelligentie van een kind vergeleken worden met zijn leerprestaties, gemeten door de CITO-toets.

Het artikel heeft verschillende reacties uitgelokt die gericht zijn op de bruikbaarheid van zulk soort testen als selectiecriterium voor het voortgezet onderwijs. Zo beweert Meijnen (2009) dat de resultaten van de intelligentietest enkel als aanvullende informatie gebruikt dienen te worden. Daarnaast waarschuwt Tellegen (2009) voor een mogelijke vertekening van de scores bij meertalige kinderen. Volgens hem moet de test in de moedertaal gemaakt worden voor een juist beeld van de werkelijke intelligentie. Na aanleiding van een onderzoek van Premm (2009) met kinderen met een leerachterstand, komt er steeds meer kritiek op het gebruik van CITO-toetsen en intelligentietoetsen als criterium voor het voortgezet onderwijs. De vraag die rijst is: ‘Zijn er pedagogische kanttekeningen te maken bij het gebruik van de CITO-eindtoets en intelligentietesten als selectiecriteria voor het voortgezet onderwijs?’

Kanttekeningen

Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de werkelijke capaciteiten van een kind niet altijd overeenkomen met de scores op de toetsen. Hiermee wordt de eerste kanttekening van de toetsen onder de aandacht gebracht. Zoals reeds vermeld, brengt Tellegen (2009) het probleem met meertalige kinderen onder de aandacht. Zowel de CITO-toets als intelligentietoetsen zijn gebaseerd op kennis. Kennis is echter afhankelijk van de cultuur en de taal. Als een leerling de taal waarin de test wordt aangeboden, slecht beheerst of niet de benodigde kennis voor de test heeft, zal zijn/haar score mogelijk lager uitvallen waardoor de leerling een te laag schooladvies krijgt. De toetsen zijn dus cultureel en taalgebonden.

Daarnaast is er bij de testen sprake van een meetmoment. Er staat veel druk achter zo’n toets, aangezien een deel van de levensloop van de score op deze toetsen afhangt. Wellicht is het kind zenuwachtig of raakt ze afgeleid waardoor de scores op de toets negatief beïnvloedt worden. Hierdoor wordt een niveau bepaald wat mogelijk onder de werkelijke capaciteiten van het kind valt, waardoor ze van een optimale ontwikkeling wordt onthouden.

Tenslotte is er bij de intelligentietoetsen sprake van een betrouwbaarheidsinterval. Wanneer uit een intelligentietest een IQ-score van bijvoorbeeld 89 naar voren komt, kan de ware score lager, maar ook hoger zijn. Als voor een bepaald niveau een score van minimaal 90 wordt gehanteerd, kan dit kind boven of onder haar niveau geplaatst worden.

Een tweede kanttekening rijst vanuit een ethisch oogpunt. Men kan zich afvragen hoe rechtvaardig het is om leerlingen bepaalde mogelijkheden te ontzeggen op basis van een toetsscore. Het gebruik van toetsen zou kunnen leiden tot sociale ongelijkheid, omdat de leerling in een hokje wordt geplaatst waarbij verder niet gekeken wordt naar individuele kwaliteiten. Er wordt veel waarde gehecht aan de vrije wil. Door leerlingen onderhevig te maken aan een selectiecriterium wordt een deel van de vrije wil ontnomen. Ook doet het afbreuk aan de authenticiteit van de leerling. Wellicht is het voor de vorming van de identiteit belangrijk de leerling vrij te laten in zijn of haar keuze voor het voortgezet onderwijs.

Een derde en laatste kanttekening die genoemd wordt, heeft betrekking op de ontwikkeling van de leerling. Een mens is in staat om te leren en zich te ontwikkelen. Hierdoor ligt de intelligentie niet vast. Door gebruik te maken van toetsen als criterium wordt een bepaalde ontwikkelingslijn vastgelegd voor het kind. Het is mogelijk dat een kind op de basisschool een bepaald niveau niet lijkt aan te kunnen, maar zich zodanig ontwikkeld dat hij/zij het tijdens het voortgezet onderwijs wel blijkt aan te kunnen. Daarbij kunnen verschillende zaken een rol spelen, zoals de reflexiviteit die zich misschien op latere leeftijd ontwikkeld en de motivatie van het kind. Als op een intelligentietest blijkt dat een kind hoogbegaafd is, maar een gebrek aan motivatie heeft, ontwikkeld dit kind zich wellicht minder goed dan een kind met een relatief lagere intelligentie, maar grote motivatie.

Conclusie

Er zijn dus meerdere pedagogische kanttekeningen te plaatsen bij het gebruik van CITO-toetsen en intelligentietoetsen als selectiecriteria voor het voortgezet onderwijs. Toch zijn er ook enkele argumenten te noemen die voor het gebruik van de toetsen pleiten. Allereerst is het voor goed onderwijs van belang dat kinderen met overeenkomstige capaciteiten bij elkaar in een klas zitten. Een deel van deze capaciteiten kan gemeten worden met behulp van de toetsen. Daarnaast is een toetsscore mogelijk betrouwbaarder dan een oordeel van een docent, aangezien de mening van de docent altijd gekleurd is door zijn subjectiviteit.
CITO-toetsen en intelligentietoetsen leveren dus wel bruikbare informatie op, maar lijken niet voldoende als selectiecriteria voor het voortgezet onderwijs.
© 2011 - 2024 Lorraine, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De Cito-toets oefenenDe Cito-toets oefenenDe Cito-toets in groep 8 bepaalt voor een groot deel naar welk niveau de kinderen zullen gaan op het voortgezet onderwij…
Onverwacht slechte Cito-score? Overdoen? De NIO-toetsOnverwacht slechte Cito-score? Overdoen? De NIO-toetsDe score voor de Cito-toets is in belangrijke mate bepalend voor de keuze van een vervolgopleiding van een kind. Is de s…
De Centrale Eindtoets (Cito) voor groep 8De Centrale Eindtoets (Cito) voor groep 8De Centrale Eindtoets (opvolger van de Cito-toets) is een toets die door de meeste basisscholen gekozen wordt als eindto…
De CITO-EindtoetsIn groep 8 van het basisonderwijs maken de meeste kinderen de CITO-Eindtoets. Deze toets wordt gebruikt om inzicht te kr…

Opbouw van een rapport of verslagOpbouw van een rapport of verslagWereldwijd worden er vele rapporten en verslag geschreven. Een goed rapport of verslag dient een juiste opbouw te hebben…
Voorraad en voorraadbeheerVoorraad en voorraadbeheerVoorraden hebben een belangrijke invloed op de financiële resultaten van een onderneming. De hoeveelheid artikelen in de…
Bronnen en referenties
  • Cursus 'filosofie en geschiedenis van de pedagogiek' aan de universiteit Utrecht.
  • Hees, M. van, e.a. (2003). Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam:Uitgeverij Boom.
  • ISBN: 9053528733.
Lorraine (3 artikelen)
Gepubliceerd: 01-04-2011
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Diversen
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.
Artikelen met het label 'Mijn kijk op…' bevatten naast objectieve informatie ook een persoonlijke mening en/of ervaring.